Poggenbeek – Het feuilleton (deel 1)
“Waarom zijn er twee deuren in iedere kamer?” vroeg de Schrijver terwijl ze haar neus tegen het glas duwde. De ruimte binnen was kaal en bijna leeg. In de hoek lag een witte bal. De muren waren lichtgroen geschilderd, de betonnen vloer was wit. Of was dat ooit geweest. Haar oog viel op de radiatoren. Hoog in de lucht. Ongrijpbaar, net als de ramen. De kamer gaf haar een ongemakkelijk gevoel. Als je niet al gek was, dan werd je het hier wel, dacht ze. Ze kon de geesten van de patiënten bijna zien, horen en voelen. Ze was blij dat ze aan deze kant van de deur stond.
“Als een patiënt in een psychose een deur blokkeert, dan kunnen we altijd nog via de andere deur naar binnen. Je moet natuurlijk hulp kunnen verlenen.”
Ja, ja, hulp verlenen, dacht ze. Platspuiten en dwangbuis zal je bedoelen. Ik snap wel waarom de verwarming zo hoog zit. Ik snap heus wel waarom de deuren van 10 cm staal zijn gemaakt. En waarom er gehard glas in de kijkgaten zit. Allemaal angst. Voor de gekken.
Terug op haar eigen gang kwam ze de Administrateur tegen. Zijn donkere bos verwarde krullen zat nog wilder dan anders en hij zag er opgewonden uit. Normaal was de Administrateur de rust zelve. Zijn kleding en schoenen altijd onberispelijk, zijn kamer het toonbeeld van rust, regelmaat en reinheid. Ieder boek, iedere paperclip, iedere pen op zijn plek. Dat gaf hem rust, zei de Administrateur altijd. Zo kon hij zijn werk beter doen.
De Administrateur had zich zo’n beetje opgeworpen als de bewaarder van Poggenbeek, samen met de Onderzoeker. Er kon bijna niets in Poggenbeek gebeuren of de heren wisten het als eerste. Zij zorgden er bovendien voor dat het nieuws zo snel mogelijk werd verspreid. De Schrijver vond dat wel gemakkelijk. Kon zij haar tijd besteden aan belangrijker zaken, zoals rondneuzen in oude gebouwen.
“Heb je het al gehoord?” De administrateur streek nerveus door zijn haar en wipte van de ene voet op de andere. “Er komt een nieuwe.”
De Schrijver was er nog niet helemaal bij met haar hoofd. Vroeg zich nog steeds af wat die witte bal in de kamer moest. Note to self: nog eens uitzoeken van die bal, dacht ze.
“Een nieuwe? Is er dan een kamer vrij?” vroeg ze omdat ze zo snel niet wist wat ze anders moest vragen. Voor een schrijver was dat geen bijster intelligente vraag, besefte ze, maar het was al te laat. En ach, de Administrateur was zo van slag dat hij het niet eens opmerkte.
“Yep. De Advocaat en de Coach zijn vertrokken. Naar de andere kant van het gebouw. Ze zitten in afzondering.”
Hij friemelde aan het kleine roze notitieblokje dat hij altijd bij zich droeg. Nog net te zien was het woord Afzondering. Gevolgd door een vraagteken.
Ik vermoed dat we binnenkort iets meer horen over de Advocaat en de Coach, dacht de Schrijver. Laat dat maar aan de Administrateur over.
“En wat voor type is dat dan, die nieuwe?”
Nu lachte de Administrateur geheimzinnig, blij dat hij alweer een nieuwtje had.
“Tja, ze noemt zichzelf de Psycholoog…”